Vierkeerwijzer
Op de Ichthus worden de kinderen niet 1x, maar 4x wijzer
Elk kind is verschillend en leert anders. Ieder kind heeft een talent. De één leert door te doen, de ander door te kijken, weer een ander leert door te lezen of na te denken. Wij hebben op De Ichthus aandacht voor de totale ontwikkeling van het kind. Ieder kind heeft talenten en die mogen bij ons tot uiting komen.
'Vierkeerwijzer' organisatiemodel
Met ingang van het schooljaar 2016 – 2017 zijn we op De Ichthus gestart met het onderwijsorganisatiemodel ‘Vier keer wijzer’, waarin ieder kind op meer manieren intelligent kan zijn. Onze leerlingen werken aan projecten op basis van Meervoudige Intelligentie (MI).
De verschillende intelligenties van de leerlingen worden op deze manier aangesproken.
Wat is meervoudige intelligentie?
Kinderen willen en zijn leergierig en gemotiveerd om de wereld om hen heen te ontdekken. Echter: allemaal op hun eigen manier. De één wil voelen en bewegen, uitproberen. Een ander moet het voor zich zien, weer een ander zit direct op het puntje van zijn stoel als de muziek start, als er een ritme te ontdekken valt. Het ene kind wil samen en de ander juist alleen leren.
De Amerikaanse leerpsycholoog Howard Gardner ontwikkelde de theorie van 8 intelligenties. Iedereen heeft ze, maar ieder gebruikt ze op eigen wijze. De ene intelligentie is bij de ene mens beter ontwikkeld dan bij de ander, mensen zijn verschillend.
De volgende intelligenties zijn bij de mens aangetoond:
De lichamelijk-kinesthetische intelligentie (doe)
Deze kinderen leren door doen, gebruiken gebaren en bewegingen, hebben behoefte om dingen uit te proberen, aan te raken.
De visueel-ruimtelijke intelligentie (kijk)
Als de visueel-ruimtelijke intelligentie sterk ontwikkeld is, is dit te herkennen aan het denken in beelden, het onthouden door het gezien te hebben. Bij deze kinderen helpt het als de leerkracht het voordoet, plaatjes of videobeelden toont. Het zijn kinderen met een levendige fantasie, ze zien het immers voor zich.
De logisch mathematische intelligentie (getal)
Deze intelligentie wordt gebruikt als het gaat om hoeveelheden en het zoeken naar logische verbanden. Kinderen genieten ervan om sommen en wiskundige vraagstukken op te lossen.
De interpersoonlijke intelligentie (samen)
Empathisch vermogen; het inleven in de belevingswereld van de ander. Het kind met een sterke interpersoonlijke intelligentie leeft met de ander mee, wil graag samen opdrachten uitvoeren, is zorgzaam en gevoelig voor stemmingen. Dit kind leert door het krijgen en geven van feedback.
De verbaal linguïstische intelligentie (taal)
Kinderen die deze intelligentie sterk ontwikkeld hebben houden van lezen, schrijven, luisteren en spreken. Ze kunnen goed onder woorden brengen wat ze bedoelen, ze hebben een rijke woordenschat en spelling gaat ze gemakkelijk af. Taal is hun communicatiemiddel.
De muzikaal-ritmische intelligentie (muziek)
Kinderen met een sterk muzikaal-ritmische intelligentie genieten van muziek en ritmiek. Muziek kan hen helpen teksten beter te onthouden. Muzikale ezelsbruggetjes, rijmpjes of ondersteuning door bijvoorbeeld klappen, helpen hen te leren.
De naturalistische intelligentie (natuur)
Dit zijn de kinderen die direct gemotiveerd zijn als het gaat om planten, dieren, het milieu en de natuur. Ze verzamelen stenen, schelpen en maken een herfsttafel. Ze verzorgen dieren, letten op het weer en de wisselingen van de seizoenen. Het zijn kinderen met oog voor details.
De intrapersoonlijke intelligentie (ik)
De denker, de filosoof. Nadenken over jezelf, over meningen en opvattingen. Bevragen en willen verhelderen. Het kind houdt van stilte en alleen zijn. Dit kind vraagt meer denktijd omdat het veel te overdenken heeft.
Vier belangrijke stappen bij elk project zijn:
De V van Vragen.
Het is belangrijk dat een leerkracht weet wat er geleerd moet worden. Wat zijn de (kern)doelen per schooljaar en voor de gehele schooltijd. Tijdens ieder project worden een aantal kerndoelen omgezet in vragen. Deze vragen staan centraal tijdens het project. De leerlingen gaan aan de slag om tijdens het project antwoorden te vinden op de vragen.
De I van Ik.
Het zou een gemiste kans zijn het kind en de al aanwezige kennis te passeren. Daarom staan we bij stap 2 stil bij de vragen “Wat weet ik al?” en “Wat zou ik willen weten?”. Hier door worden kinderen nog meer betrokken bij het onderwerp en wordt de kans geboden verschillen in diepgang te creëren.
De E van Experimenteren en Ervaren.
De leerlingen gaan aan de slag, de kinderen maken zelf een keus op welke manier zij gaan werken, dit gebeurt door het maken van de MI-kaarten of andere vormen van werken. Door kinderen keuzes te geven of zelf mogelijkheden te laten bedenken kunnen kinderen op hun eigen manier ervaren en experimenteren.
De R van Resultaat.
We moeten weten waar we het voor doen. Daarom eindigt de les of het thema met het meten van het resultaat. De vragen bij de thema’s moeten beantwoord worden, dit kan door een gesprek met de leerlingen of doormiddel van de doelentoets. Ook geven kinderen regelmatig een presentatie van hun uitgewerkte opdrachten. Wat heb je gedaan in de afgelopen weken.